Piet:
Ik begin altijd met een serieuze vraag.
Wie wordt eerder gestoken:
kinderen, honden of oude mensen?
Nou, het gaat er om wie het meest stinkt.
Die wordt het eerst gestoken.
Dus honden.
En oude mensen.
Wie heeft er deo op?
Ok.
Laten we zeggen, het is één april.
Dan is de bijenkast op zijn kleinst.
Heel weinig bijen zitten er in,
hoogstens 10.000.
Kind:
10.000?! Weet je hoeveel dat is?
Piet:
Maximaal 10.000.
Maar wat gebeurt er in april?
Alles gaat bloeien.
Dan gaat ie van 10.000 naar 40.000 bijen.
Dan maken ze een nieuwe koningin.
Maar de oude koningin..
He, wat doe jij daar?
Kind (met hand voor haar mond):
Ik wil niet dat ze in mijn tong bijten!
Piet:
Weet je wel – elke keer dat je gestoken wordt, leef je een dag langer.
Misschien ga je morgen wel dood, dan heb je vandaag een extra dag.
Kind:
Nee hoor, God bepaalt wanneer je dood gaat.
Piet:
Ja, maar God bepaalt ook of je gestoken wordt.
Jeetjemina jullie zijn een lastige club zeg.
Jullie zijn zo bang.
Vorige keer waren ze leuker.
Goed, die kast zit eind april vol bijen.
En dan komt er een nieuwe koningin.
Maar voor de nieuwe koningin geboren wordt,
wil de oude koningin weg.
Waarom?
Omdat ze de nieuwe koningin niet wil ontmoeten.
Dus gaat ze weg.
Maar als ze wegvliegt, neemt ze de helft van de bijen mee.
En dat is een zwerm.
Gisteren is er hier een nieuwe koningin geboren: koningin Wijkparkmina.
Allen:
Wilhelmus va-an Na-assoouuwe
ben ik van…
Piet:
Nou ja, stop maar – met al dat Duits bloed.
Kijk, hier zit de honing.
Kom maar dichterbij!
Dit zijn de werksters.
Maar deze is anders, zie je?
Dat zijn de mannetjes.
Die hoeven niets te doen.
Het zijn net mensen-mannen.
In die celletjes gaat de koningin eitjes leggen.
Daar komen larven uit, en die worden gevoed door de werksters.
Met stuifmeel en honing.
De larven gaan poppen.
Dan krijgen ze geen eten meer.
Hier is ze, kijk, de koningin.
He jij, jij bent zeker niet de beste van de klas?
Weet je waarom?
Niet omdat je dom bent, maar omdat je niet oplet.
Nou, de tweede groep was veel leuker.
De eerste groep krijgt een nul.
De tweede een half.
Op duizend.
Zelfportretten van het Oude Westen 