Het verhaal van Tuin de Bajonet


Een ronde tafel.
Er is koffie.
En gebak van Mies.
Het regent, maar straks schijnt de zon.
Hier loopt de tijd niet.
Hij glijdt gestaag.

Aan tafel zitten Solveig en Agnes.
Twee zussen, geboren en getogen in het Oude Westen.
Vroeger was het heel anders, de wijk was toen volgebouwd.
Waar nu De Bajonet is, stond een school.
Solveig speelde nooit veel buiten,
daar had ze niet zo’n behoefte aan.
Heel anders dan Agnes.
Solveig was een huismus, Agnes een dondersteen.
Agnes heeft een litteken van toen ze achter de schutting van de school wilde kijken en
met haar vinger bleef hangen.
Solveig is rustig en houdt Agnes in toom.
Maar stille waters, diepe gronden.
“Als ze gaat, dan gaat ze hoor!”

Naast Solveig en Agnes zit Jos.
Jos houdt van ontregelen.
Hij zit in een band.
We hebben niet zo veel gepraat.
Maar hij heeft wel veel getekend.
Een doodshoofd onder andere.
Ik gok dat Jos in een punkband zit, die rete-herrie maakt.

Dan is er Mariska.
Zij werkt veel in de tuin, die heel anders is dan haar eigen tuin.
Haar dochter is elf en maakt waanzinnig mooie kostuums.
Mariska zelf heeft niet een specifiek talent waarin ze uitblinkt,
ze kan meerdere dingen goed.
Maar ze stoot steeds tegen een plafond:
dan heeft ze net niet het materiaal of de technische knowhow om er in verder te gaan.
Of ze raakt het beu.
Nu doet ze aan botanische fotografie.
Haar foto’s lijken wel schilderijen.
Verstilde schoonheid met een glimp van mysterie.

Dan zit er Heimen.
Hij is hier tijdelijk.
Hij heeft onderdak gekregen in de buurt
en verhuist binnenkort naar een eigen plek.
Hij is afscheid aan het nemen.
De Bajonet gaat voor hem om ontmoeting.
Hij is verwonderd hoe snel hij hier werd opgenomen in de gemeenschap.
Natuurlijk komt hij nog terug als bezoeker. 

Marcel zit niet aan tafel, want hij repareert een fiets.
Dat doet hij voor de buren.
“Waarover moet het verhaal van De Bajonet gaan?” vraag ik hem.
“Over mij: Marcel!” zegt hij.
“Ik ben de tuinkabouter.
En Agnes het meubilair.
Samen vormen we een tuinsetje.”

Maar dan wordt Marcel serieus.
Hij vertelt over de mensen die hij heeft leren kennen door hun fiets te repareren.
Zoals Mohammed, uit Somalië.
Die zei altijd heel netjes en beleefd “meneer”,
maar nu als hij hem fietsend tegenkomt, roept hij “he, Marcel!”
Eigenlijk komen er niet zo heel veel buren in de binnentuin.
Dat is jammer.
Maar door hun fietsen te herstellen, is er een eerste contact.

Marcel speelt piano.
Dertig jaar nu.
Hij heeft aan het conservatorium gezeten, maar toen studeerde hij klassieke gitaar.
Nu hij piano speelt, merkt hij pas hoeveel hij in het conservatorium heeft geleerd.
Want je leert niet alleen technisch hoe je moet spelen, je ontwikkelt ook een muzikale visie.
“Ik kan nu beter luisteren naar wat ik speel,” zegt Marcel.
In zijn familie speelde vroeger iedereen piano.
Toen hij zelf met piano begon, kon hij grasduinen in het oeuvre van zijn vader en zijn zussen.

Marcel leest het verhaal van Ineke,
huisarts van het Oude Westen.
Marcel kent haar niet.
Maar Tante Anna kent hij wel.
“Wij hebben haar boom!”

In de tuin van tante Anna stond een immens hoge populier.
Die was geplant door haar vader.
Of was het haar grootvader?
Die stond er in ieder geval al heel haar leven.

Toen Woonstad ging slopen
– ook de boom –
protesteerden tante Anna, de Aktiegroep en de wijk.
Het hielp niet, de boom moest weg.
Maar er werd een deal gemaakt: het hout was voor de wijk.

Marcel toont me de valkerf:
de eerste inkeping, die de valrichting bepaalt.
En ook de laatste zaagsnede heeft hij nog.
Een deel van de populier van tante Anna is gebruikt voor het theehuis.
Een deel ligt in de entree van De Bajonet en wacht op herbestemming.
En ergens in de wijk moet nog een heleboel hout zijn opgeslagen.
Het was echt een heel hoge populier.

Solveig heeft tante Anna nog gekend.
Tante Anna was de grootmoeder van haar klasgenoot.

Het verhaal van De Bajonet komt niet echt tot een punt.
Jaap eet zijn boterhammen.
Marja en Laura komen tekenen.
Wolbert springt binnen en bekijkt met Mariska de bloemen en planten.
Welke doen het goed en welke minder.
Dromen van hoe de tuin nog mooier kan.

De zon is gaan schijnen.
Ik eet gebak van Mies.
Hier loopt de tijd niet.
Hij glijdt gestaag.

(Opgetekend in Tuin de Bajonet op 8 juni 2018)