– Ben je vrij vandaag?
– Ga effe sinas voor me schenken.
– Ik ben zo blij he. Tot tien uur ben ik gebleven, kan je nagaan.
– Zo raar ben jij.
– Ja, ja.
– Zij niet.
– Die oudste is twintig hoor, en dat meisje is 15.
– Wat voor eten heeft u?
– Het zijn allemaal zomerkleren, toch?
– Tegenwoordig, wie gaat dat voor je doen?
– Weet je hoe groot een kast ik heb?
– Nee, je durft gewoon geen antwoord geven.
– Waar was jij dan?
– Bezig.
– Ik heb maat 42.
– Da’s echt niet 42. 52 eerder.
– Ik vind het wel goed hoor.
– Wat weten wij van warmte? Wat weten wij van kou? Niks.
– Voor dát 4.000 euro? Meen je dat heeft ie dat gezegd?
– Nee, naar hier.
– Zij van wiskunde was echt moeilijk, iedereen ging bij wiskunde volgens mij..
– Nul komma twee punten miste ik.
– Waar ga je? Geef ‘m dan aan z’n moeder buiten.
– Ja nee maar echt serieus ik hou zo veel van haar.
(Opgetekend in De Nieuwe Gaffel op 13 juni 2018)